Information über das Wort aangeven (Niederländisch → Esperanto: transdoni)

Synonyme: aanreiken, afdragen, afgeven, overbrengen, overgeven, overreiken, toereiken, doorgeven, overdragen

WortartVerb
Aussprache/ˈaŋɣevə(n)/
Trennungaan·ge·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) geef aan(ik) gaf aan
(jij) geeft aan(jij) gaf aan
(hij) geeft aan(hij) gaf aan
(wij) geven aan(wij) gaven aan
(jullie) geven aan(jullie) gaven aan
(gij) geeft aan(gij) gaaft aan
(zij) geven aan(zij) gaven aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aangeve(dat ik) aangave
(dat jij) aangeve(dat jij) aangave
(dat hij) aangeve(dat hij) aangave
(dat wij) aangeven(dat wij) aangaven
(dat jullie) aangeven(dat jullie) aangaven
(dat gij) aangevet(dat gij) aangavet
(dat zij) aangeven(dat zij) aangaven
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
geef aangeeft aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aangevend, aangevende(hebben) aangegeven

Übersetzungen

Afrikaansoordra; aangee
Deutschangeben; aushändigen; einhändigen; herreichen; überliefern; übergeben; überreichen
Englischhand; pass
Esperantotransdoni
Polnischprzekazać
Portugiesischalienar; transmitir
Saterfriesischanreeke; häärreeke; uurlääwerje
Spanischalargar; transferir
Westfriesischoanlangje; oanrikke; ôfdrage; ôfjaan