Information über das Wort bedrukken (Niederländisch → Esperanto: surpresi)

WortartVerb
Aussprache/bəˈdrɵkə(n)/
Trennungbe·druk·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bedruk(ik) bedrukte
(jij) bedrukt(jij) bedrukte
(hij) bedrukt(hij) bedrukte
(wij) bedrukken(wij) bedrukten
(jullie) bedrukken(jullie) bedrukten
(gij) bedrukt(gij) bedruktet
(zij) bedrukken(zij) bedrukten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bedrukke(dat ik) bedrukte
(dat jij) bedrukke(dat jij) bedrukte
(dat hij) bedrukke(dat hij) bedrukte
(dat wij) bedrukken(dat wij) bedrukten
(dat jullie) bedrukken(dat jullie) bedrukten
(dat gij) bedrukket(dat gij) bedruktet
(dat zij) bedrukken(dat zij) bedrukten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bedrukbedrukt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bedrukkend, bedrukkende(hebben) bedrukt

Gebrauchsbeispiele

De leegte in het ondergrondse station bedrukte hem, en uit de duisternis kwam geen ander geluid dan het zuchten van de wind.

Übersetzungen

Englischprint
Esperantosurpresi