Information über das Wort certificeren (Niederländisch → Esperanto: atesti)

Synonym: getuigen

WortartVerb
Aussprache/sɛrtifiˈserə(n)/
Trennungcer·ti·fi·ce·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) certificeer(ik) certificeerde
(jij) certificeert(jij) certificeerde
(hij) certificeert(hij) certificeerde
(wij) certificeren(wij) certificeerden
(jullie) certificeren(jullie) certificeerden
(gij) certificeert(gij) certificeerdet
(zij) certificeren(zij) certificeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) certificere(dat ik) certificeerde
(dat jij) certificere(dat jij) certificeerde
(dat hij) certificere(dat hij) certificeerde
(dat wij) certificeren(dat wij) certificeerden
(dat jullie) certificeren(dat jullie) certificeerden
(dat gij) certificeret(dat gij) certificeerdet
(dat zij) certificeren(dat zij) certificeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
certificeercertificeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
certificerend, certificerende(hebben) gecertificeerd

Übersetzungen

Deutschbeglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; beweisen; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen
Englischcertify
Esperantoatesti
Färöerischvátta
Finnischtodistaa
Französischattester; démontrer; témoigner
Katalanischtestimoniar
Papiamentotestiguá
Portugiesischatestar; certificar; provar; testemunhar
Russischсвидетельствовать
Saterfriesischbetjuuge
Schwedischattestera; betyga
Spanischatestiguar