Information über das Wort ineenzakken (Niederländisch → Esperanto: subfleksiĝi)

Synonyme: doorzakken, uitzakken, verzakken, wegzakken

WortartVerb
Aussprache/ɪˈnenzɑkə(n)/
Trennungin·een·zak·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) zak ineen(ik) zakte ineen
(jij) zakt ineen(jij) zakte ineen
(hij) zakt ineen(hij) zakte ineen
(wij) zakken ineen(wij) zakten ineen
(jullie) zakken ineen(jullie) zakten ineen
(gij) zakt ineen(gij) zaktet ineen
(zij) zakken ineen(zij) zakten ineen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) ineenzakke(dat ik) ineenzakte
(dat jij) ineenzakke(dat jij) ineenzakte
(dat hij) ineenzakke(dat hij) ineenzakte
(dat wij) ineenzakken(dat wij) ineenzakten
(dat jullie) ineenzakken(dat jullie) ineenzakten
(dat gij) ineenzakket(dat gij) ineenzaktet
(dat zij) ineenzakken(dat zij) ineenzakten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
ineenzakkend, ineenzakkende(zijn) ineengezakt

Übersetzungen

Englischbend; sag
Esperantosubfleksiĝi