Information über das Wort bedienen (Niederländisch → Esperanto: servi)

Synonyme: dienen, helpen, van dienst zijn

WortartVerb
Aussprache/bəˈdinə(n)/
Trennungbe·die·nen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bedien(ik) bediende
(jij) bedient(jij) bediende
(hij) bedient(hij) bediende
(wij) bedienen(wij) bedienden
(jullie) bedienen(jullie) bedienden
(gij) bedient(gij) bediendet
(zij) bedienen(zij) bedienden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bediene(dat ik) bediende
(dat jij) bediene(dat jij) bediende
(dat hij) bediene(dat hij) bediende
(dat wij) bedienen(dat wij) bedienden
(dat jullie) bedienen(dat jullie) bedienden
(dat gij) bedienet(dat gij) bediendet
(dat zij) bedienen(dat zij) bedienden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bedienbedient
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bedienend, bedienende(hebben) bediende

Gebrauchsbeispiele

Meneer Bollard was bezig een klant te bedienen toen de winkeldeur openging.

Übersetzungen

Afrikaansdien; diens doen
Dänischtjene
Deutschdienen; bedienen
Englischserve; attend
Esperantoservi
Färöerischtæna
Finnischpalvella
Französischservir
Italienischservire
Katalanischservir
Lateinanculare; ministrare; servire
Papiamentosirbi
Polnischsłużyć
Portugiesischajudar; prestar serviço; servir
Rumänischservi
Saterfriesischbetjoonje; tjoonje
Scotsser
Spanischprestar servicio; servir
Sranandini
Tschechischposloužit; sloužit
Westfriesischtsjinje; helpe