Information über das Wort ontketenen (Niederländisch → Esperanto: senkatenigi)

WortartVerb
Aussprache/ɔntˈketənə(n)/
Trennungont·ke·te·nen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) ontketen(ik) ontketende
(jij) ontketent(jij) ontketende
(hij) ontketent(hij) ontketende
(wij) ontketenen(wij) ontketenden
(jullie) ontketenen(jullie) ontketenden
(gij) ontketent(gij) ontketendet
(zij) ontketenen(zij) ontketenden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) ontketene(dat ik) ontketende
(dat jij) ontketene(dat jij) ontketende
(dat hij) ontketene(dat hij) ontketende
(dat wij) ontketenen(dat wij) ontketenden
(dat jullie) ontketenen(dat jullie) ontketenden
(dat gij) ontketenet(dat gij) ontketendet
(dat zij) ontketenen(dat zij) ontketenden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
ontketenontketent
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
ontketenend, ontketenende(hebben) ontketend

Übersetzungen

Deutschentfesseln; die Ketten abnehmen; die Fesseln abnehmen; von den Fesseln befreien
Englischunchain
Esperantosenkatenigi; malkateni
Französischdéchaîner