Information über das Wort kleuren (Niederländisch → Esperanto: ruĝiĝi)

Synonyme: blozen, rood aanlopen, rood worden

WortartVerb
Aussprache/ˈklørə(n)/
Trennungkleu·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) kleur(ik) kleurde
(jij) kleurt(jij) kleurde
(hij) kleurt(hij) kleurde
(wij) kleuren(wij) kleurden
(jullie) kleuren(jullie) kleurden
(gij) kleurt(gij) kleurdet
(zij) kleuren(zij) kleurden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) kleure(dat ik) kleurde
(dat jij) kleure(dat jij) kleurde
(dat hij) kleure(dat hij) kleurde
(dat wij) kleuren(dat wij) kleurden
(dat jullie) kleuren(dat jullie) kleurden
(dat gij) kleuret(dat gij) kleurdet
(dat zij) kleuren(dat zij) kleurden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
kleurend, kleurende(hebben) gekleurd

Übersetzungen

Afrikaansbloos
Deutscherröten; rot werden; rot anlaufen
Englischblush
Esperantoruĝiĝi
Färöerischrodna
Französischrougir
Niederdeutschklören
Portugiesischcorar
Russischалеть; багроветь
Saterfriesischrood wäide
Spanischponerse rojo