Information über das Wort opvorderen (Niederländisch → Esperanto: rekvizicii)

Synonyme: rekwireren, vorderen

WortartVerb
Aussprache/ˈɔopfɔrdərə(n)/
Trennungop·vor·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) vorder op(ik) vorderde op
(jij) vordert op(jij) vorderde op
(hij) vordert op(hij) vorderde op
(wij) vorderen op(wij) vorderden op
(jullie) vorderen op(jullie) vorderden op
(gij) vordert op(gij) vorderdet op
(zij) vorderen op(zij) vorderden op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opvordere(dat ik) opvorderde
(dat jij) opvordere(dat jij) opvorderde
(dat hij) opvordere(dat hij) opvorderde
(dat wij) opvorderen(dat wij) opvorderden
(dat jullie) opvorderen(dat jullie) opvorderden
(dat gij) opvorderet(dat gij) opvorderdet
(dat zij) opvorderen(dat zij) opvorderden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
vorder opvordert op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opvorderend, opvorderende(hebben) opgevorderd

Übersetzungen

Deutschrequirieren
Englischrequisition
Esperantorekvizicii
Färöerischgirnast; heinta; krevja
Portugiesischrequisitar
Saterfriesischaaskje; foarderje; requirierje