Synonyme: bewerkstelligen, realiseren, verwerkelijken
Wortart | Verb |
---|
Aussprache | /ˈœy̯tfuːrə(n)/ |
---|
Trennung | uit·voe·ren |
---|
Konjugation
Indikativ |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(ik) voer uit | (ik) voerde uit |
(jij) voert uit | (jij) voerde uit |
(hij) voert uit | (hij) voerde uit |
(wij) voeren uit | (wij) voerden uit |
(jullie) voeren uit | (jullie) voerden uit |
(gij) voert uit | (gij) voerdet uit |
(zij) voeren uit | (zij) voerden uit |
Konjunktiv |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(dat ik) uitvoere | (dat ik) uitvoerde |
(dat jij) uitvoere | (dat jij) uitvoerde |
(dat hij) uitvoere | (dat hij) uitvoerde |
(dat wij) uitvoeren | (dat wij) uitvoerden |
(dat jullie) uitvoeren | (dat jullie) uitvoerden |
(dat gij) uitvoeret | (dat gij) uitvoerdet |
(dat zij) uitvoeren | (dat zij) uitvoerden |
Imperativ |
---|
Einzahl/Mehrzahl | Mehrzahl |
---|
voer uit | voert uit |
Partizipien |
---|
Präsenspartizip | Perfektpartizip |
---|
uitvoerend, uitvoerende | (hebben) uitgevoerd |