Information über das Wort aanbotsen (Niederländisch → Esperanto: puŝiĝi)

Synonyme: geduwd worden, zich stoten

WortartVerb
Aussprache/ˈambɔtsə(n)/
Trennungaan·bot·sen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bots aan(ik) botste aan
(jij) botst aan(jij) botste aan
(hij) botst aan(hij) botste aan
(wij) botsen aan(wij) botsten aan
(jullie) botsen aan(jullie) botsten aan
(gij) botst aan(gij) botstet aan
(zij) botsen aan(zij) botsten aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aanbotse(dat ik) aanbotste
(dat jij) aanbotse(dat jij) aanbotste
(dat hij) aanbotse(dat hij) aanbotste
(dat wij) aanbotsen(dat wij) aanbotsten
(dat jullie) aanbotsen(dat jullie) aanbotsten
(dat gij) aanbotset(dat gij) aanbotstet
(dat zij) aanbotsen(dat zij) aanbotsten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bots aanbotst aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aanbotsend, aanbotsende(zijn) aangebotst

Übersetzungen

Englischthrust
Esperantopuŝiĝi
Französischdonner; heurter