Information über das Wort goedkeuren (Niederländisch → Esperanto: aprobi)

Synonym: billijken

WortartVerb
Aussprache/ˈɣutkørə(n)/
Trennunggoed·keu·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) keur goed(ik) keurde goed
(jij) keurt goed(jij) keurde goed
(hij) keurt goed(hij) keurde goed
(wij) keuren goed(wij) keurden goed
(jullie) keuren goed(jullie) keurden goed
(gij) keurt goed(gij) keurdet goed
(zij) keuren goed(zij) keurden goed
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) goedkeure(dat ik) goedkeurde
(dat jij) goedkeure(dat jij) goedkeurde
(dat hij) goedkeure(dat hij) goedkeurde
(dat wij) goedkeuren(dat wij) goedkeurden
(dat jullie) goedkeuren(dat jullie) goedkeurden
(dat gij) goedkeuret(dat gij) goedkeurdet
(dat zij) goedkeuren(dat zij) goedkeurden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
keur goedkeurt goed
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
goedkeurend, goedkeurende(hebben) goedgekeurd

Gebrauchsbeispiele

Dat zou de rechter niet goedkeuren.
U hebt het contract toch gelezen en goedgekeurd?
De tekeningen kwamen gereed en Deirdre keurde ze goed.

Übersetzungen

Afrikaansgoedkeur
Dänischgodkende
Deutschapprobieren; billigen; genehmigen; gutheißen; autorisieren; zustimmen
Englischapprove; countenance; greenlight
Esperantoaprobi
Färöerischgóðkenna; viðurkenna
Finnischhyväksyä
Französischapprouver; donner son accord
Italienischapprovare
Katalanischaprovar
Lateinapprobare
Papiamentoaprobá
Portugiesischaplaudir; aprovar; assentir; deferir
Russischодобрять
Saterfriesischapprobierje; billigje; geneemigje; goudheete
Schwedischgodkänna
Spanischaprobar
Türkischbeğenmek
Westfriesischgoedkarre