Information über das Wort behoeden (Niederländisch → Esperanto: protekti)

Synonyme: beschermen, bewaren, dekken, protegeren, sauveren

WortartVerb
Aussprache/bəˈɦudə(n)/
Trennungbe·hoe·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) behoed(ik) behoedde
(jij) behoedt(jij) behoedde
(hij) behoedt(hij) behoedde
(wij) behoeden(wij) behoedden
(jullie) behoeden(jullie) behoedden
(gij) behoedt(gij) behoeddet
(zij) behoeden(zij) behoedden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) behoede(dat ik) behoedde
(dat jij) behoede(dat jij) behoedde
(dat hij) behoede(dat hij) behoedde
(dat wij) behoeden(dat wij) behoedden
(dat jullie) behoeden(dat jullie) behoedden
(dat gij) behoedet(dat gij) behoeddet
(dat zij) behoeden(dat zij) behoedden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
behoedbehoedt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
behoedend, behoedende(hebben) behoed

Gebrauchsbeispiele

Mochten we inderdaad Bunderwal in dienst nemen als onderklerk, dan stel ik voor dat alle sloten worden verstevigd om uw kostbaarheden beter te behoeden.
Dank je dat je mijn tent voor inzakken hebt behoed.

Übersetzungen

Dänischbeskytte
Deutschbegünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen
Englischprotect
Englisch (Altenglisch)mundbyrdan
Esperantoprotekti
Färöerischtaka sær av; verja
Finnischsuojella
Französischabriter; assurer; garantir; protéger
Isländischvarða
Italienischproteggere
Katalanischprotegir
Luxemburgischschützen
Niederdeutschbeskarmen
Papiamentoprotehá
Portugiesischproteger
Saterfriesischbegunstigje; beschutsje; beskutsje; protektierje; skutsje
Schwedischbeskydda; freda; skydda; värja; värna
Spanischprotectar; proteger
Tschechischhájit; chránit; ochraňovat
Westfriesischbeskermje; dekke