Information über das Wort aandrukken (Niederländisch → Esperanto: premfiksi)

WortartVerb
Aussprache/ˈandrɵkə(n)/
Trennungaan·druk·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) druk aan(ik) drukte aan
(jij) drukt aan(jij) drukte aan
(hij) drukt aan(hij) drukte aan
(wij) drukken aan(wij) drukten aan
(jullie) drukken aan(jullie) drukten aan
(gij) drukt aan(gij) druktet aan
(zij) drukken aan(zij) drukten aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aandrukke(dat ik) aandrukte
(dat jij) aandrukke(dat jij) aandrukte
(dat hij) aandrukke(dat hij) aandrukte
(dat wij) aandrukken(dat wij) aandrukten
(dat jullie) aandrukken(dat jullie) aandrukten
(dat gij) aandrukket(dat gij) aandruktet
(dat zij) aandrukken(dat zij) aandrukten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
druk aandrukt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aandrukkend, aandrukkende(hebben) aangedrukt

Übersetzungen

Englischpress; press firmly
Esperantopremfiksi
Französischpresser; serrer; serrer plus fort; tasser