Information über das Wort boenen (Niederländisch → Esperanto: poluri)

Synonyme: poetsen, polijsten, schuren, wrijven, zoeten

WortartVerb
Aussprache/ˈbunə(n)/
Trennungboe·nen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) boen(ik) boende
(jij) boent(jij) boende
(hij) boent(hij) boende
(wij) boenen(wij) boenden
(jullie) boenen(jullie) boenden
(gij) boent(gij) boendet
(zij) boenen(zij) boenden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) boene(dat ik) boende
(dat jij) boene(dat jij) boende
(dat hij) boene(dat hij) boende
(dat wij) boenen(dat wij) boenden
(dat jullie) boenen(dat jullie) boenden
(dat gij) boenet(dat gij) boendet
(dat zij) boenen(dat zij) boenden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
boenboent
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
boenend, boenende(hebben) geboend

Gebrauchsbeispiele

Gilder legde de papieren op de glad geboende tafel.

Übersetzungen

Deutschglätten; polieren
Englischpolish
Esperantopoluri
Färöerischpussa; skyggja
Französischpolir
Papiamentopòlesh; pòlshi; skür
Portugiesischpolir
Saterfriesischgläädje; polierje
Schwedischglansslipa; polera
Spanischlustrar; pulimentar; pulir
Thaiขัด
Tschechischhladit; leš¡tit; vyleštit