Information über das Wort merken (Niederländisch → Esperanto: percepti)

Synonyme: bemerken, gewaarworden, vernemen, waarnemen

WortartVerb
Aussprache/ˈmɛrkə(n)/
Trennungmer·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) merk(ik) merkte
(jij) merkt(jij) merkte
(hij) merkt(hij) merkte
(wij) merken(wij) merkten
(jullie) merken(jullie) merkten
(gij) merkt(gij) merktet
(zij) merken(zij) merkten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) merke(dat ik) merkte
(dat jij) merke(dat jij) merkte
(dat hij) merke(dat hij) merkte
(dat wij) merken(dat wij) merkten
(dat jullie) merken(dat jullie) merkten
(dat gij) merket(dat gij) merktet
(dat zij) merken(dat zij) merkten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
merkend, merkende(hebben) gemerkt

Gebrauchsbeispiele

Ze merkte dat haar rug pijn deed.

Übersetzungen

Deutschauffassen; perzipieren; wahrnehmen
Englischfind; notice; perceive
Esperantopercepti
Französischdiscerner; percevoir; saisir
Griechisch (Altgriechisch)αἰσθάνομαι
Katalanischpercebre
Russischвоспринимать
Saterfriesischapfoatje; perzipierje; woarnieme
Spanischpercibir
Tschechischvnímat; zpozorovat
Türkischalgılamak
Westfriesischmerke