Information über das Wort verbleken (Niederländisch → Esperanto: paliĝi)

Synonyme: bleek worden, tanen, verschieten

WortartVerb
Aussprache/vərˈblekə(n)/
Trennungver·ble·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verbleek(ik) verbleekte
(jij) verbleekt(jij) verbleekte
(hij) verbleekt(hij) verbleekte
(wij) verbleken(wij) verbleekten
(jullie) verbleken(jullie) verbleekten
(gij) verbleekt(gij) verbleektet
(zij) verbleken(zij) verbleekten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) verbleke(dat ik) verbleekte
(dat jij) verbleke(dat jij) verbleekte
(dat hij) verbleke(dat hij) verbleekte
(dat wij) verbleken(dat wij) verbleekten
(dat jullie) verbleken(dat jullie) verbleekten
(dat gij) verbleket(dat gij) verbleektet
(dat zij) verbleken(dat zij) verbleekten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verblekend, verblekende(zijn) verbleekt

Gebrauchsbeispiele

En men zag dat hij verbleekte.
„Pardon?” stamelde de ander verblekend.
Het wezen moest bovendien sterk zijn, anders zou het zich niet in het zonlicht wagen, ook al begon dat te verbleken.

Übersetzungen

Afrikaansbleek word
Deutscherblassen; verblassen
Englischfade; blanch; pale; grow pale; turn pale
Esperantopaliĝi
Färöerischblikna
Französischpâlir
Polnischzblednąć
Russischбелеть; бледнеть
Saterfriesischferschjoote; ferskjoote
Türkischağarmak
Westfriesischferblikke