Information über das Wort bestrijken (Niederländisch → Esperanto: pafatingi)

WortartVerb
Aussprache/bəˈstrɛi̯kə(n)/
Trennungbe·strij·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bestrijk(ik) bestreek
(jij) bestrijkt(jij) bestreek
(hij) bestrijkt(hij) bestreek
(wij) bestrijken(wij) bestreken
(jullie) bestrijken(jullie) bestreken
(gij) bestrijkt(gij) bestreekt
(zij) bestrijken(zij) bestreken
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bestrijke(dat ik) bestreke
(dat jij) bestrijke(dat jij) bestreke
(dat hij) bestrijke(dat hij) bestreke
(dat wij) bestrijken(dat wij) bestreken
(dat jullie) bestrijken(dat jullie) bestreken
(dat gij) bestrijket(dat gij) bestreket
(dat zij) bestrijken(dat zij) bestreken
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bestrijkbestrijkt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bestrijkend, bestrijkende(hebben) bestreken

Übersetzungen

Englischcommand; cover; sweep
Esperantopafatingi