Information über das Wort oproepen (Niederländisch → Esperanto: alvoki)

Synonyme: aanroepen, praaien

WortartVerb
Aussprache/ˈɔprupə(n)/
Trennungop·roe·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) oproep(ik) opriep
(jij) oproept(jij) opriep
(hij) oproept(hij) opriep
(wij) oproepen(wij) opriepen
(jullie) oproepen(jullie) opriepen
(gij) oproept(gij) opriept
(zij) oproepen(zij) opriepen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) oproepe(dat ik) opriepe
(dat jij) oproepe(dat jij) opriepe
(dat hij) oproepe(dat hij) opriepe
(dat wij) oproepen(dat wij) opriepen
(dat jullie) oproepen(dat jullie) opriepen
(dat gij) oproepet(dat gij) opriepet
(dat zij) oproepen(dat zij) opriepen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
roep oproep opt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
oproepend, oproepende(hebben) opgeroepen

Gebrauchsbeispiele

Een woordvoerder van de VN in Genève riep Ouattara gisteren op een einde te maken aan de schending van mensenrechten door zijn troepen.
Ik kan alleen mensen oproepen hun gezond verstand te gebruiken
President Jacob Zuma riep de arbeiders op weer aan de slag te gaan.

Übersetzungen

Deutschanrufen; zurufen
Englischinvoke; call; summon
Esperantoalvoki
Färöerischrópa til sín
Französischinvoquer
Katalanischtrucar
Lateinadvocare
Portugiesischapelar; chamar; invocar
Saterfriesischanroupe; tourupe
Schwedischanropa; åkalla
Spanischllamar
Sranankari
Westfriesischoanroppe; oproppe