Information über das Wort aanrijgen (Niederländisch → Esperanto: laĉi)

Synonyme: dichtrijgen, vastrijgen

WortartVerb
Aussprache/ˈanrɛi̯ɣə(n)/
Trennungaan·rij·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) rijg aan(ik) reeg aan
(jij) rijgt aan(jij) reeg aan
(hij) rijgt aan(hij) reeg aan
(wij) rijgen aan(wij) regen aan
(jullie) rijgen aan(jullie) regen aan
(gij) rijgt aan(gij) reegt aan
(zij) rijgen aan(zij) regen aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aanrijge(dat ik) aanrege
(dat jij) aanrijge(dat jij) aanrege
(dat hij) aanrijge(dat hij) aanrege
(dat wij) aanrijgen(dat wij) aanregen
(dat jullie) aanrijgen(dat jullie) aanregen
(dat gij) aanrijget(dat gij) aanreget
(dat zij) aanrijgen(dat zij) aanregen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
rijg aanrijgt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aanrijgend, aanrijgende(hebben) aangeregen

Übersetzungen

Deutschschnüren
Englischlace
Esperantolaĉi