Information über das Wort samenleven (Niederländisch → Esperanto: kunvivi)

Synonym: hokken

WortartVerb
Aussprache/ˈsamə(n)levə(n)/
Trennungsa·men·le·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) leef samen(ik) leefde samen
(jij) leeft samen(jij) leefde samen
(hij) leeft samen(hij) leefde samen
(wij) leven samen(wij) leefden samen
(jullie) leven samen(jullie) leefden samen
(gij) leeft samen(gij) leefdet samen
(zij) leven samen(zij) leefden samen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) samenleve(dat ik) samenleefde
(dat jij) samenleve(dat jij) samenleefde
(dat hij) samenleve(dat hij) samenleefde
(dat wij) samenleven(dat wij) samenleefden
(dat jullie) samenleven(dat jullie) samenleefden
(dat gij) samenlevet(dat gij) samenleefdet
(dat zij) samenleven(dat zij) samenleefden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
leef samenleeft samen
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
samenlevend, samenlevende(hebben) samengeleefd

Gebrauchsbeispiele

Met wat voor man zal zij denken dat ze samenleeft?

Übersetzungen

Deutschzusammenleben
Englischhuddle; cohabit
Esperantokunvivi; vivi kune
Lateincohabitare
Portugiesischconviver