Information über das Wort surveilleren (Niederländisch → Esperanto: kontroli)

Synonyme: checken, controleren, nakijken, toezien

WortartVerb
Aussprache/sɵrveˈjerə(n)/
Trennungsur·veil·le·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) surveilleer(ik) surveilleerde
(jij) surveilleert(jij) surveilleerde
(hij) surveilleert(hij) surveilleerde
(wij) surveilleren(wij) surveilleerden
(jullie) surveilleren(jullie) surveilleerden
(gij) surveilleert(gij) surveilleerdet
(zij) surveilleren(zij) surveilleerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) surveillere(dat ik) surveilleerde
(dat jij) surveillere(dat jij) surveilleerde
(dat hij) surveillere(dat hij) surveilleerde
(dat wij) surveilleren(dat wij) surveilleerden
(dat jullie) surveilleren(dat jullie) surveilleerden
(dat gij) surveilleret(dat gij) surveilleerdet
(dat zij) surveilleren(dat zij) surveilleerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
surveilleersurveilleert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
surveillerend, surveillerende(hebben) gesurveilleerd

Gebrauchsbeispiele

De twee surveillerende agenten zagen rond half vier dat een groep mannen zich vervelend en luidruchtig gedroeg in het centrum van Hengelo.

Übersetzungen

Albanischkontrolloj
Dänischkontrolere
Deutschkontrollieren; nachsehen; überwachen; prüfen; nachprüfen; beaufsichtigen
Englischaudit; check; supervise; collate; moderate; oversee; review; examine; vet
Esperantokontroli
Färöerischhava eftirlit við; kanna
Finnischtarkastaa
Französischcontrôler; surveiller; vérifier
Italienischcontrollare; verificare
Katalanischcomprovar; controlar; inspeccionar; revisar; verificar
Papiamentochèk; kontrolá
Portugiesischconferir; fiscalizar; inspecionar; supervisionar
Saterfriesischätterkiekje; bewoakje; kontrollierje; kontrollierje
Schwedischbesiktiga; kontrollera
Spanischcontrolar; examinar; verificar
Westfriesischkontrolearje