Information über das Wort stipuleren (Niederländisch → Esperanto: kondiĉi)

Synonyme: als voorwaarde stellen, bedingen, conditioneren

WortartVerb
Aussprache/stipyˈlerə(n)/
Trennungsti·pu·le·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) stipuleer(ik) stipuleerde
(jij) stipuleert(jij) stipuleerde
(hij) stipuleert(hij) stipuleerde
(wij) stipuleren(wij) stipuleerden
(jullie) stipuleren(jullie) stipuleerden
(gij) stipuleert(gij) stipuleerdet
(zij) stipuleren(zij) stipuleerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) stipulere(dat ik) stipuleerde
(dat jij) stipulere(dat jij) stipuleerde
(dat hij) stipulere(dat hij) stipuleerde
(dat wij) stipuleren(dat wij) stipuleerden
(dat jullie) stipuleren(dat jullie) stipuleerden
(dat gij) stipuleret(dat gij) stipuleerdet
(dat zij) stipuleren(dat zij) stipuleerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
stipuleerstipuleert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
stipulerend, stipulerende(hebben) gestipuleerd

Gebrauchsbeispiele

Dit is ook in het met hen gesloten verdrag gestipuleerd.

Übersetzungen

Deutschbedingen; zur Bedingung machen; voraussetzen
Englischstipulate
Esperantokondiĉi
Portugiesischconvencionar; estipular
Spanischestipular