Information über das Wort belasteren (Niederländisch → Esperanto: kalumnii)

Synonyme: kwaadspreken, bezwadderen

WortartVerb
Aussprache/bəˈlɑstərə(n)/
Trennungbe·las·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) belaster(ik) belasterde
(jij) belastert(jij) belasterde
(hij) belastert(hij) belasterde
(wij) belasteren(wij) belasterden
(jullie) belasteren(jullie) belasterden
(gij) belastert(gij) belasterdet
(zij) belasteren(zij) belasterden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) belastere(dat ik) belasterde
(dat jij) belastere(dat jij) belasterde
(dat hij) belastere(dat hij) belasterde
(dat wij) belasteren(dat wij) belasterden
(dat jullie) belasteren(dat jullie) belasterden
(dat gij) belasteret(dat gij) belasterdet
(dat zij) belasteren(dat zij) belasterden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
belasterbelastert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
belasterend, belasterende(hebben) belasterd

Gebrauchsbeispiele

U hebt me belasterd en alle moeite gedaan om ons in het verderf te storten.

Übersetzungen

Dänischbagtale; sladre
Deutschafterreden; anschwärzen; fälschlich beschuldigen; verleumden; Übles nachreden; schmähen
Englischslander; defame; libel; malign; vilify; backbite
Esperantokalumnii
Färöerischbaktala; bíta í bak
Französischcalomnier; diffamer; salir
Isländischslúðra
Italienischcalunniare
Katalanischcalumniar
Norwegischsladre
Portugiesischcaluniar; difamar; injuriar
Saterfriesischanfloitje; ätterfläärje; belasterje; flääre; raachje
Schwedischbakdanta; baktala; förtala; häda; nedsvärta
Spanischcalumniar; infamar
Westfriesischberabje; rabje