Information über das Wort inspannen (Niederländisch → Esperanto: jungi)

Synonyme: optuigen, spannen, tuigen, voorspannen

WortartVerb
Aussprache/ˈɪnspɑnə(n)/
Trennungin·span·nen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) span in(ik) spande in
(jij) spant in(jij) spande in
(hij) spant in(hij) spande in
(wij) spannen in(wij) spanden in
(jullie) spannen in(jullie) spanden in
(gij) spant in(gij) spandet in
(zij) spannen in(zij) spanden in
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) inspanne(dat ik) inspande
(dat jij) inspanne(dat jij) inspande
(dat hij) inspanne(dat hij) inspande
(dat wij) inspannen(dat wij) inspanden
(dat jullie) inspannen(dat jullie) inspanden
(dat gij) inspannet(dat gij) inspandet
(dat zij) inspannen(dat zij) inspanden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
span inspant in
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
inspannend, inspannende(hebben) ingespannen

Übersetzungen

Deutschspannen; anspannen; vorspannen; einspannen; anschirren
Englischharness; yoke; span
Esperantojungi; aljungi
Färöerischspenna fyri
Französischatteler
Katalanischjunyir
Portugiesischatrelar; jungir
Saterfriesischfoarsponne; ousponne; sponne
Spanischuncir