Information über das Wort vernederen (Niederländisch → Esperanto: humiligi)

Synonym: kleinmaken

WortartVerb
Aussprache/vərˈnedərə(n)/
Trennungver·ne·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verneder(ik) vernederde
(jij) vernedert(jij) vernederde
(hij) vernedert(hij) vernederde
(wij) vernederen(wij) vernederden
(jullie) vernederen(jullie) vernederden
(gij) vernedert(gij) vernederdet
(zij) vernederen(zij) vernederden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) vernedere(dat ik) vernederde
(dat jij) vernedere(dat jij) vernederde
(dat hij) vernedere(dat hij) vernederde
(dat wij) vernederen(dat wij) vernederden
(dat jullie) vernederen(dat jullie) vernederden
(dat gij) vernederet(dat gij) vernederdet
(dat zij) vernederen(dat zij) vernederden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
vernedervernedert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
vernederend, vernederende(hebben) vernederd

Gebrauchsbeispiele

Ze is diep vernederd en iedereen lacht haar uit.
Vrouwen worden blijkbaar vernederd als men ze afbeeldt met te weinig en nooit met te veel kleding aan.

Übersetzungen

Deutschdemütigen; erniedrigen
Englischabase; humiliate; mortify; humble; demean
Esperantohumiligi
Französischabaisser; abattre; humilier
Isländischauðmýkja
Rumänischînjosi; umili
Saterfriesischdeemöidigje
Schwedischförnedra; förödmjuka
Westfriesischfernederje