Information über das Wort rondleiden (Niederländisch → Esperanto: gvidi)

Synonyme: de weg wijzen, geleiden, leiden

WortartVerb
Aussprache/ˈrɔntlɛi̯də(n)/
Trennungrond·lei·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) leid rond(ik) leidde rond
(jij) leidt rond(jij) leidde rond
(hij) leidt rond(hij) leidde rond
(wij) leiden rond(wij) leidden rond
(jullie) leiden rond(jullie) leidden rond
(gij) leidt rond(gij) leiddet rond
(zij) leiden rond(zij) leidden rond
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) rondleide(dat ik) rondleidde
(dat jij) rondleide(dat jij) rondleidde
(dat hij) rondleide(dat hij) rondleidde
(dat wij) rondleiden(dat wij) rondleidden
(dat jullie) rondleiden(dat jullie) rondleidden
(dat gij) rondleidet(dat gij) rondleiddet
(dat zij) rondleiden(dat zij) rondleidden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
leid rondleidt rond
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
rondleidend, rondleidende(hebben) rondgeleid

Gebrauchsbeispiele

Mag ik u rondleiden?
Die bezoekers leid ik dan graag rond.

Übersetzungen

Deutschführen; leiten; lenken; den Weg weisen; anleiten; geleiten
Englischconduct; direct; guide; head; lead; drive; show the way
Englisch (Altenglisch)lædan; wisian
Esperantogvidi
Färöerischleiða; stýra
Finnischopastaa
Französischguider; régler
Griechischάγω
Italienischcondurre; guidare
Katalanischguiar
Malaiischpimpin
Niederdeutschlayden; leiden
Polnischkierować; prowadzić
Portugiesischconduzir; dirigir; guiar
Rumänischconduce; ghida
Saterfriesischfiere; laitje; länkje; leede; stjuure
Spanischguiar; orientar
Thaiนำ
Westfriesischliede; oanstjoere