Information über das Wort verweren (Niederländisch → Esperanto: aerdetruiĝi)

WortartVerb
Aussprache/vərˈʋeːre(n)/
Trennungver·we·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verweer(ik) verweerde
(jij) verweert(jij) verweerde
(hij) verweert(hij) verweerde
(wij) verweren(wij) verweerden
(jullie) verweren(jullie) verweerden
(gij) verweert(gij) verweerdet
(zij) verweren(zij) verweerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) verwere(dat ik) verweerde
(dat jij) verwere(dat jij) verweerde
(dat hij) verwere(dat hij) verweerde
(dat wij) verweren(dat wij) verweerden
(dat jullie) verweren(dat jullie) verweerden
(dat gij) verweret(dat gij) verweerdet
(dat zij) verweren(dat zij) verweerden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verwerend, verwerende(zijn) verweerd

Gebrauchsbeispiele

Aan de overkant verhief zich een grijze verweerde rotswand.
Ze openden de verweerde deur en liepen rechtstreeks naar de grote gelagkamer van de herberg.

Übersetzungen

Esperantoaerdetruiĝi
Französischs’effriter