Information über das Wort beslaan (Niederländisch → Esperanto: ferumi)

WortartVerb
Aussprache/bəˈslan/
Trennungbe·slaan

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) besla(ik) besloeg
(jij) beslaat(jij) besloeg
(hij) beslaat(hij) besloeg
(wij) beslaan(wij) besloegen
(jullie) beslaan(jullie) besloegen
(gij) beslaat(gij) besloegt
(zij) beslaan(zij) besloegen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) besla(dat ik) besloege
(dat jij) besla(dat jij) besloege
(dat hij) besla(dat hij) besloege
(dat wij) beslaan(dat wij) besloegen
(dat jullie) beslaan(dat jullie) besloegen
(dat gij) beslaat(dat gij) besloeget
(dat zij) beslaan(dat zij) besloegen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beslabeslaat
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
beslaand, beslaande(hebben) beslagen

Gebrauchsbeispiele

Wij moeten voort zodra ons paard beslagen is.

Übersetzungen

Deutschbeschlagen
Englischshoe
Esperantoferumi; hufferi
Spanischherrar