Information über das Wort dichtgaan (Niederländisch → Esperanto: fermiĝi)

Synonyme: sluiten, toegaan, toegroeien, toevallen, zich sluiten

WortartVerb
Aussprache/ˈdɪ(xt)xan/
Trennungdicht·gaan

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(hij) dichtgaat(hij) dichtging
(zij) dichtgaan(zij) dichtgingen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat hij) dichtga(dat hij) dichtginge
(dat zij) dichtgaan(dat zij) dichtgingen
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
dichtgaand, dichtgaande(zijn) dichtgegaan

Gebrauchsbeispiele

Ook sommige scholen gingen dicht.
De deur ging dicht.
In de staat South Carolina ging het vliegveld van Charleston woensdag enige tijd dicht.

Übersetzungen

Deutschzufallen; zugehen; sich schließen
Englischclose
Esperantofermiĝi
Polnischzamykać się
Portugiesischfechar‐se
Saterfriesischtichtfaale; toufaale