Information über das Wort leegdrinken (Niederländisch → Esperanto: eltrinki)

Synonyme: opdrinken, uitdrinken

WortartVerb
Aussprache/ˈleɣdrɪŋkə(n)/
Trennungleeg·drin·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) drink leeg(ik) dronk leeg
(jij) drinkt leeg(jij) dronk leeg
(hij) drinkt leeg(hij) dronk leeg
(wij) drinken leeg(wij) dronken leeg
(jullie) drinken leeg(jullie) dronken leeg
(gij) drinkt leeg(gij) dronkt leeg
(zij) drinken leeg(zij) dronken leeg
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) leegdrinke(dat ik) leegdronke
(dat jij) leegdrinke(dat jij) leegdronke
(dat hij) leegdrinke(dat hij) leegdronke
(dat wij) leegdrinken(dat wij) leegdronken
(dat jullie) leegdrinken(dat jullie) leegdronken
(dat gij) leegdrinket(dat gij) leegdronket
(dat zij) leegdrinken(dat zij) leegdronken
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
drink leegdrinkt leeg
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
leegdrinkend, leegdrinkende(hebben) leeggedronken

Gebrauchsbeispiele

Hij dronk zijn glas leeg en liep de straat weer op.
Alle acht dronken ze een bierglas leeg.

Übersetzungen

Deutschaustrinken
Esperantoeltrinki; fortrinki
Katalanischesgotar
Polnischwypić
Spanischapurar