Information über das Wort liefkozen (Niederländisch → Esperanto: karesi)

Synonyme: aaien, strelen

WortartVerb
Aussprache/ˈlifkozə(n)/
Trennunglief·ko·zen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) liefkoos(ik) liefkoosde
(jij) liefkoost(jij) liefkoosde
(hij) liefkoost(hij) liefkoosde
(wij) liefkozen(wij) liefkoosden
(jullie) liefkozen(jullie) liefkoosden
(gij) liefkoost(gij) liefkoosdet
(zij) liefkozen(zij) liefkoosden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) liefkoze(dat ik) liefkoosde
(dat jij) liefkoze(dat jij) liefkoosde
(dat hij) liefkoze(dat hij) liefkoosde
(dat wij) liefkozen(dat wij) liefkoosden
(dat jullie) liefkozen(dat jullie) liefkoosden
(dat gij) liefkozet(dat gij) liefkoosdet
(dat zij) liefkozen(dat zij) liefkoosden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
liefkoosliefkoost
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
liefkozend, liefkozende(hebben) geliefkoost

Übersetzungen

Deutschstreicheln; liebkosen; zärtlich sein
Englischcaress; fondle; pet
Esperantokaresi
Finnischhyväillä
Französischcaresser
Papiamentokarisiá
Saterfriesischaisje; fummelje; striekelje; strookje
Schwedischklappa
Spanischacariciar
Sranankori
Westfriesischaaie; streakje