Information über das Wort aanranden (Niederländisch → Esperanto: atenci)

Synonym: zich vergrijpen aan

WortartVerb
Aussprache/ˈanrɑndə(n)/
Trennungaan·ran·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) rand aan(ik) randde aan
(jij) randt aan(jij) randde aan
(hij) randt aan(hij) randde aan
(wij) randen aan(wij) randden aan
(jullie) randen aan(jullie) randden aan
(gij) randt aan(gij) randdet aan
(zij) randen aan(zij) randden aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aanrande(dat ik) aanrandde
(dat jij) aanrande(dat jij) aanrandde
(dat hij) aanrande(dat hij) aanrandde
(dat wij) aanranden(dat wij) aanrandden
(dat jullie) aanranden(dat jullie) aanrandden
(dat gij) aanrandet(dat gij) aanranddet
(dat zij) aanranden(dat zij) aanrandden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
rand aanrandt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aanrandend, aanrandende(hebben) aangerand

Gebrauchsbeispiele

Wie heeft mijn mensen aangerand?
Hij zou onder meer minderjarige meisjes hebben aangerand.

Übersetzungen

Afrikaansaanrand
Esperantoatenci