Information über das Wort opvoeren (Niederländisch → Esperanto: enigi)

Synonyme: insteken, steken, invoeren, ingeven

WortartVerb
Aussprache/ˈopfuːrə(n)/
Trennungop·voe·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) voer op(ik) voerde op
(jij) voert op(jij) voerde op
(hij) voert op(hij) voerde op
(wij) voeren op(wij) voerden op
(jullie) voeren op(jullie) voerden op
(gij) voert op(gij) voerdet op
(zij) voeren op(zij) voerden op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opvoere(dat ik) opvoerde
(dat jij) opvoere(dat jij) opvoerde
(dat hij) opvoere(dat hij) opvoerde
(dat wij) opvoeren(dat wij) opvoerden
(dat jullie) opvoeren(dat jullie) opvoerden
(dat gij) opvoeret(dat gij) opvoerdet
(dat zij) opvoeren(dat zij) opvoerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
voer opvoert op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opvoerend, opvoerende(hebben) opgevoerd

Gebrauchsbeispiele

Als u zélf voor uw pensioen spaart, dan mag u het door uzelf ingelegde bedrag opvoeren als aftrekpost bij de aangifte van uw inkomstenbelasting.

Übersetzungen

Deutschstecken; hineintun; hineinbringen; hineinschaffen; hineinstecken; hineintreiben; hereinbringen; hereinschaffen
Englischenter
Esperantoenigi
Französischintroduire
Polnischwprowadzać do środka
Portugiesischinserir; introduzir
Saterfriesischprikje; stikje
Spanischinjerir
Thaiเจือ; ใส่