Information über das Wort kleppen (Niederländisch → Esperanto: soni)

Synonym: slaan

WortartVerb
Aussprache/ˈklɛpə(n)/
Trennungklep·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) klep(ik) klepte
(jij) klept(jij) klepte
(hij) klept(hij) klepte
(wij) kleppen(wij) klepten
(jullie) kleppen(jullie) klepten
(gij) klept(gij) kleptet
(zij) kleppen(zij) klepten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) kleppe(dat ik) klepte
(dat jij) kleppe(dat jij) klepte
(dat hij) kleppe(dat hij) klepte
(dat wij) kleppen(dat wij) klepten
(dat jullie) kleppen(dat jullie) klepten
(dat gij) kleppet(dat gij) kleptet
(dat zij) kleppen(dat zij) klepten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
klepklept
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
kleppend, kleppende(hebben) geklept

Gebrauchsbeispiele

Ergens in Arkev klepte een klok.
Inderdaad, de klok klepte.

Übersetzungen

Esperantosoni
Scotssoond