Information über das Wort afkopen (Niederländisch → Esperanto: elaĉeti)

Synonyme: loskopen, vrijkopen

WortartVerb
Aussprache/ˈɑfkopə(n)/
Trennungaf·ko·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) koop af(ik) kocht af
(jij) koopt af(jij) kocht af
(hij) koopt af(hij) kocht af
(wij) kopen af(wij) kochten af
(jullie) kopen af(jullie) kochten af
(gij) koopt af(gij) kocht af
(zij) kopen af(zij) kochten af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afkope(dat ik) afkochte
(dat jij) afkope(dat jij) afkochte
(dat hij) afkope(dat hij) afkochte
(dat wij) afkopen(dat wij) afkochten
(dat jullie) afkopen(dat jullie) afkochten
(dat gij) afkopet(dat gij) afkochtet
(dat zij) afkopen(dat zij) afkochten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
koop afkoopt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afkopend, afkopende(hebben) afgekocht

Übersetzungen

Dänischafkøbe
Deutschloskaufen; freikaufen; erlösen
Englischransom
Esperantoelaĉeti
Französischracheter
Isländischleysa út
Katalanischredimir
Portugiesischremir; resgatar
Spanischredimir
Westfriesischôfkeapje