Information über das Wort alleen maar (Niederländisch → Esperanto: nur)

Synonyme: alleen, slechts, uitsluitend, maar, alleen … maar, enkel

Trennungal·leen maar

Gebrauchsbeispiele

In de zware muren waren geen ramen, alleen maar smalle gaten.
Het is alleen maar een steen.
Ik ben alleen maar een loopjongen.
Er komen alleen maar moeilijkheden van.
Nu kan ik je bewijzen dat je alleen maar een ophakker bent.