Information über das Wort geven (Niederländisch → Esperanto: doni)

Synonyme: aangeven, verlenen, uitbrengen

WortartVerb
Aussprache/ˈɣevə(n)/
Trennungge·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) geef(ik) gaf
(jij) geeft(jij) gaf
(hij) geeft(hij) gaf
(wij) geven(wij) gaven
(jullie) geven(jullie) gaven
(gij) geeft(gij) gaaft
(zij) geven(zij) gaven
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) geve(dat ik) gave
(dat jij) geve(dat jij) gave
(dat hij) geve(dat hij) gave
(dat wij) geven(dat wij) gaven
(dat jullie) geven(dat jullie) gaven
(dat gij) gevet(dat gij) gavet
(dat zij) geven(dat zij) gaven
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
geefgeeft
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
gevend, gevende(hebben) gegeven

Gebrauchsbeispiele

Hij gaf me de garantie dat ik van het hele onderzoek niets zou merken en dat bleek inderdaad het geval.
Geef me dat boek eens.
De gegeven waarde klopt.
Reith gaf geen antwoord.
En ik heb mijn mening gegeven.
Een van de moeders gaf een teken met twee vingers waarmee ze naar haar ogen wees en toen naar mij.
Geef me vijf minuten.
Ze hadden hem hun waarschuwing gegeven en die had hij begrepen.

Übersetzungen

Afrikaansgee; verleen
Englischgive
Esperantodoni
Niederdeutschgeaven
Papiamentoduna
Westfriesischjaan