Information über das Wort week (Niederländisch → Esperanto: semajno)

WortartSubstantiv
Aussprache/ʋek/
Trennungweek

Gebrauchsbeispiele

Een week na dit gesprek werd hij werkelijk ziek.
Toen heer Bommel ongeveer een week bezig was, begon Tom Poes ongerust te worden.
De Russische president Putin verwachtte bijna een jaar geleden bij het begin van de oorlog, dat deze enkele weken zou duren.
Een week later kwamen de mannen plotseling bij een open plek in het bos.
Door Israëlische bombardementen zijn in een week tijd volgens de Palestijnen 184 doden gevallen aan Palestijnse kant.

Übersetzungen

Afrikaansweek
Dänischuge
DeutschWoche
Englischweek
Englisch (Altenglisch)wucu; wice
Esperantosemajno
Jamaikanisches Kreolischwiik
Niederdeutschweake
Schwedischvecka
Scotssennicht
Spanischsemana
Thaiอาทิตย์