Information über das Wort bezien (Niederländisch → Esperanto: konsideri)

Synonyme: beschouwen, nagaan, overwégen, bekijken

WortartVerb
Aussprache/bəˈzin/
Trennungbe·zien

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bezie(ik) bezag
(jij) beziet(jij) bezag
(hij) beziet(hij) bezag
(wij) bezien(wij) bezagen
(jullie) bezien(jullie) bezagen
(gij) beziet(gij) bezaagt
(zij) bezien(zij) bezagen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bezie(dat ik) bezage
(dat jij) bezie(dat jij) bezage
(dat hij) bezie(dat hij) bezage
(dat wij) bezien(dat wij) bezagen
(dat jullie) bezien(dat jullie) bezagen
(dat gij) beziet(dat gij) bezaget
(dat zij) bezien(dat zij) bezagen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beziebeziet
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
beziend, beziende(hebben) bezien

Gebrauchsbeispiele

Theoretisch bezien was hij een inbreker, dat leed geen twijfel.
We zullen deze zaak in een nieuw licht dienen te bezien.

Übersetzungen

Afrikaanssien; beskou; oorweeg
Dänischtage hensyn til
Deutschberücksichtigen; betrachten; erwägen; sich überlegen; in Erwägung ziehen; in Betracht ziehen; Rücksicht nehmen auf; beherzigen; halten für; erachten für
Englischconsider; take into account; ponder; reflect; see; debate
Englisch (Altenglisch)asmeagan
Esperantokonsideri; rigardi
Färöerischmeta at vera; virða
Finnischharkita
Französischconsidérer
Isländischtaka tillit til
Italienischconsiderare
Katalanischconsiderar
Niederdeutschbeskouw; beskouwen
Norwegischta hensyn til
Papiamentokonsiderá
Portugiesischconsiderar; refletir
Rumänischse gândi
Russischсчитать
Saterfriesischättergunge; betrachtje; sik uurlääse
Schwedischbetrakta
Spanischconsiderar; tomar en consideración
Westfriesischsjen