Information über das Wort uitpakken (Niederländisch → Esperanto: rezulti)

Synonyme: resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien

WortartVerb
Aussprache/ˈœy̯tpɑkə(n)/
Trennunguit·pak·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) pak uit(ik) pakte uit
(jij) pakt uit(jij) pakte uit
(hij) pakt uit(hij) pakte uit
(wij) pakken uit(wij) pakten uit
(jullie) pakken uit(jullie) pakten uit
(gij) pakt uit(gij) paktet uit
(zij) pakken uit(zij) pakten uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitpakke(dat ik) uitpakte
(dat jij) uitpakke(dat jij) uitpakte
(dat hij) uitpakke(dat hij) uitpakte
(dat wij) uitpakken(dat wij) uitpakten
(dat jullie) uitpakken(dat jullie) uitpakten
(dat gij) uitpakket(dat gij) uitpaktet
(dat zij) uitpakken(dat zij) uitpakten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitpakkend, uitpakkende(zijn) uitgepakt

Gebrauchsbeispiele

Dat president Trump blijft volhouden dat dit het geval is, kan dus averechts uitpakken voor zijn partij.

Übersetzungen

Deutschresultieren
Englischpan out
Esperantorezulti; rezultatigi
Französischaboutir; résulter
Katalanischresultar
Niederdeutschvolgen
Portugiesischredundar; resultar
Saterfriesischresultierje
Spanischresultar; seguirse