Information über das Wort aanbreken (Niederländisch → Esperanto: ekkonsumi)

Synonym: aanspreken

WortartVerb
Aussprache/ˈambrekə(n)/
Trennungaan·bre·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) breek aan(ik) brak aan
(jij) breekt aan(jij) brak aan
(hij) breekt aan(hij) brak aan
(wij) breken aan(wij) braken aan
(jullie) breken aan(jullie) braken aan
(gij) breekt aan(gij) braakt aan
(zij) breken aan(zij) braken aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aanbreke(dat ik) aanbrake
(dat jij) aanbreke(dat jij) aanbrake
(dat hij) aanbreke(dat hij) aanbrake
(dat wij) aanbreken(dat wij) aanbraken
(dat jullie) aanbreken(dat jullie) aanbraken
(dat gij) aanbreket(dat gij) aanbraket
(dat zij) aanbreken(dat zij) aanbraken
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
breek aanbreekt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aanbrekend, aanbrekende(hebben) aangebroken

Übersetzungen

Deutschanbrechen
Englischbreak into; broach; cut into
Esperantoekkonsumi
Französischentamer
Saterfriesischanbreeke