Information über das Wort aftreden (Niederländisch → Esperanto: eloficiĝi)

WortartVerb
Aussprache/ˈɑftredə(n)/
Trennungaf·tre·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) treed af(ik) trad af
(jij) treedt af(jij) trad af
(hij) treedt af(hij) trad af
(wij) treden af(wij) traden af
(jullie) treden af(jullie) traden af
(gij) treedt af(gij) tradt af
(zij) treden af(zij) traden af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aftrede(dat ik) aftrade
(dat jij) aftrede(dat jij) aftrade
(dat hij) aftrede(dat hij) aftrade
(dat wij) aftreden(dat wij) aftraden
(dat jullie) aftreden(dat jullie) aftraden
(dat gij) aftredet(dat gij) aftradet
(dat zij) aftreden(dat zij) aftraden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
treed aftreedt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aftredend, aftredende(zijn) afgetreden

Gebrauchsbeispiele

Compaoré trad vrijdag af, na massale protesten eerder deze week tegen de president in onder meer de hoofdstad Ouagadougou en de tweede stad van het land, Bobo‐Dioulasso.
De afgetreden president van Zimbabwe, Robert Mugabe, krijgt een gouden handdruk van enkele miljoenen.

Übersetzungen

Afrikaansbedank
Deutschabtreten
Englischresign
Esperantoeloficiĝi
Französischabdiquer