Information über das Wort echtgenote (Niederländisch → Esperanto: edzino)

Synonyme: gemalin, vrouw, wijf

WortartSubstantiv
Aussprache/ˈɛx(t)xənotə/
Trennungecht·ge·no·te
Geschlechtweiblich
Mehrzahlechtgenoten

Gebrauchsbeispiele

Ze troosten zichzelf met de gedachte dat Máxima, zijn Argentijnse echtgenote en onze toekomstige koningin, verstandig genoeg is om bij te springen als dat nodig is.
Mijn echtgenote is op tijd.
Hoort er ook een echtgenote bij die periode van overmoed, met een hele rij zonen en dochters?
De 22‐jarige echtgenote van de man is donderdag op vrije voeten gesteld.

Übersetzungen

Afrikaansvrou; eggenoot
Albanischgrua
Dänischægtefælle; hustru; kone
DeutschFrau; Gemahlin; Gattin; Ehefrau
Englischwife; spouse
Englisch (Altenglisch)wif
Esperantoedzino
Färöerischektakona; kona
Französischépouse; femme
Griechischγυναίκα; σύζυγος
Hawaiischwahine
Isländischeiginkona; kona
Italienischmoglie
Jamaikanisches Kreolischwaif
Jiddischפֿרױ; װײַב
Katalanischdona; esposa; muller
Lateinuxor; mulier; femina
LuxemburgischFra
Malaiischisteri; istri
Norwegischhustru; kone; ektefelle
Papiamentoesposa; señora
Polnischżona
Portugiesischesposa; mulher
Rumänischsoție
Russischжена; супруга
SaterfriesischMoanske
Schottisch Gälischbean; bean phòsta
Schwedischhustru; maka; äkta maka; fru
Scotswife; guidwife
Spanischesposa; mujer
Srananwefi; frow
Suahelimke
Thaiภรรยา; เมีย
Tschechischmanželka; žena
Türkischavrat; eş; karı
Ungarischfeleség
Westfriesischfrou; wiif