Information über das Wort afhappen (Niederländisch → Esperanto: demordi)

Synonym: afbijten

WortartVerb
Aussprache/ˈɑfɦɑpə(n)/
Trennungaf·hap·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) hap af(ik) hapte af
(jij) hapt af(jij) hapte af
(hij) hapt af(hij) hapte af
(wij) happen af(wij) hapten af
(jullie) happen af(jullie) hapten af
(gij) hapt af(gij) haptet af
(zij) happen af(zij) hapten af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afhappe(dat ik) afhapte
(dat jij) afhappe(dat jij) afhapte
(dat hij) afhappe(dat hij) afhapte
(dat wij) afhappen(dat wij) afhapten
(dat jullie) afhappen(dat jullie) afhapten
(dat gij) afhappet(dat gij) afhaptet
(dat zij) afhappen(dat zij) afhapten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
hap afhapt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afhappend, afhappende(hebben) afgehapt

Gebrauchsbeispiele

Zijn er haaien gezien dan kan men erop rekenen allerlei griezelverhalen te zullen horen van afgehapte armen en benen.

Übersetzungen

Deutschabbeißen
Englischbite off
Esperantodemordi
Saterfriesischoubiete