Information über das Wort belanden (Niederländisch → Esperanto: finveni)

Synonyme: aanbelanden, aanlanden, terechtkomen, geraken, raken

WortartVerb
Aussprache/bəˈlɑndə(n)/
Trennungbe·lan·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beland(ik) belandde
(jij) belandt(jij) belandde
(hij) belandt(hij) belandde
(wij) belanden(wij) belandden
(jullie) belanden(jullie) belandden
(gij) belandt(gij) belanddet
(zij) belanden(zij) belandden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) belande(dat ik) belandde
(dat jij) belande(dat jij) belandde
(dat hij) belande(dat hij) belandde
(dat wij) belanden(dat wij) belandden
(dat jullie) belanden(dat jullie) belandden
(dat gij) belandet(dat gij) belanddet
(dat zij) belanden(dat zij) belandden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
belandbelandt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
belandend, belandende(zijn) beland

Übersetzungen

Afrikaansbeland; aanbeland
Deutschhingeraten; geraten
Englischend up
Esperantofinveni
Französischarriver
Saterfriesischloundje
Spanischrecalar
Westfriesischbedarje