Information über das Wort stormen (Niederländisch → Esperanto: sturmi)

Synonym: bestormen

WortartVerb
Aussprache/ˈstɔrmə(n)/
Trennungstor·men

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) storm(ik) stormde
(jij) stormt(jij) stormde
(hij) stormt(hij) stormde
(wij) stormen(wij) stormden
(jullie) stormen(jullie) stormden
(gij) stormt(gij) stormdet
(zij) stormen(zij) stormden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) storme(dat ik) stormde
(dat jij) storme(dat jij) stormde
(dat hij) storme(dat hij) stormde
(dat wij) stormen(dat wij) stormden
(dat jullie) stormen(dat jullie) stormden
(dat gij) stormet(dat gij) stormdet
(dat zij) stormen(dat zij) stormden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
stormstormt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
stormend, stormende(zijn) gestormd

Gebrauchsbeispiele

Toen stormde hij met opeengeklemde tanden over de startbaan.
Ook de anderen stormden nu naar de trap.

Übersetzungen

Afrikaansbestorm; storm
Englischstorm; rush
Englisch (Altenglisch)abrecan
Esperantosturmi; kurataki
Färöerischleypa á
Französischdonner l’assaut
Portugiesischassaltar; atacar correndo
Schwedischstorma
Spanischasaltar; atracar; cargar