Information über das Wort drinken (Niederländisch → Esperanto: drinki)

Synonym: pimpelen

WortartVerb
Aussprache/drɪŋkə(n)/
Trennungdrin·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) drink(ik) dronk
(jij) drinkt(jij) dronk
(hij) drinkt(hij) dronk
(wij) drinken(wij) dronken
(jullie) drinken(jullie) dronken
(gij) drinkt(gij) dronkt
(zij) drinken(zij) dronken
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) drinke(dat ik) dronke
(dat jij) drinke(dat jij) dronke
(dat hij) drinke(dat hij) dronke
(dat wij) drinken(dat wij) dronken
(dat jullie) drinken(dat jullie) dronken
(dat gij) drinket(dat gij) dronket
(dat zij) drinken(dat zij) dronken
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
drinkdrinkt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
drinkend, drinkende(hebben) gedronken

Gebrauchsbeispiele

Had hij de vorige avond zoveel gedronken?
De man bleek te veel te hebben gedronken.
James, drink en rook jij werkelijk zoveel?
In de toekomst zou er weinig te drinken vallen.
Het is een harde vraag, maar de cijfers zijn nog harder: ze lenen meer, sparen minder, roken meer, sporten minder, drinken meer, voeden slechter op en eten vaker bij de McDonald’s.
Al die tijd dat we elkaar daarna zagen, dronk ik zowat de hele dag door, elke dag.

Übersetzungen

Afrikaansdrink
Deutschzechen; trinken
Englischdrink; imbibe
Esperantodrinki
Färöerischdrekka
Französischs’enivrer
Katalanischbeure
Niederdeutschdrinken
Polnischpić alkohol
Portugiesischbeber; beber em excesso d'alcoólico
Rumänischbea
Saterfriesischsuupe; swierje
Schwedischrumla; supa
Spanischbeber demasiado alcohol
Ungarischiszik
Westfriesischdrinke