Information über das Wort zich omdraaien (Niederländisch → Esperanto: turni sin)

Synonyme: omkeren, ronddraaien, zich omkeren, zich omwenden, zich keren

Wortartreflexives Verb
Trennungzich om·draai·en

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) draai mij om(ik) draaide mij om
(jij) draait je om(jij) draaide je om
(hij) draait zich om(hij) draaide zich om
(wij) draaien ons om(wij) draaiden ons om
(jullie) draaien ons om(jullie) draaiden ons om
(gij) draait u om(gij) draaidet u om
(zij) draaien zich om(zij) draaiden zich om
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) mij omdraaie(dat ik) mij omdraaide
(dat jij) je omdraaie(dat jij) je omdraaide
(dat hij) zich omdraaie(dat hij) zich omdraaide
(dat wij) ons omdraaien(dat wij) ons omdraaiden
(dat jullie) ons omdraaien(dat jullie) ons omdraaiden
(dat gij) u omdraaiet(dat gij) u omdraaidet
(dat zij) zich omdraaien(dat zij) zich omdraaiden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
draai je omdraait je om
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
zich omdraaiend, zich omdraaiende(hebben) zich omgedraaid

Gebrauchsbeispiele

Op dat moment klonk er een kuchje en toen ze zich omdraaiden, zagen ze de heer de Cantecler van Barneveldt achter zich staan.
Toen draaide Benedict zich om en de handeling was enkele ogenblikken aan onze waarneming onttrokken.
Hij knikte en draaide zich om.
„Ik wil niets meer horen”, zei ze en zich omdraaiend liep ze de oprijlaan op.
Hij had gemerkt dat Ylin‐Ylan zich had omgedraaid om te luisteren.
„Waar komt dat ding vandaan?” vroeg Nelis streng terwijl hij zich omdraaide naar Matje.