Information über das Wort annexeren (Niederländisch → Esperanto: aneksi)

Synonym: inlijven

WortartVerb
Aussprache/ɑnɛkˈseːrə(n)/
Trennungan·nexe·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) annexeer(ik) annexeerde
(jij) annexeert(jij) annexeerde
(hij) annexeert(hij) annexeerde
(wij) annexeren(wij) annexeerden
(jullie) annexeren(jullie) annexeerden
(gij) annexeert(gij) annexeerdet
(zij) annexeren(zij) annexeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) annexere(dat ik) annexeerde
(dat jij) annexere(dat jij) annexeerde
(dat hij) annexere(dat hij) annexeerde
(dat wij) annexeren(dat wij) annexeerden
(dat jullie) annexeren(dat jullie) annexeerden
(dat gij) annexeret(dat gij) annexeerdet
(dat zij) annexeren(dat zij) annexeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
annexeerannexeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
annexerend, annexerende(hebben) geannexeerd

Gebrauchsbeispiele

Moskou heeft vier Oekraïense banken gesloten op de Krim, het door Rusland geannexeerde schiereiland in de Zwarte Zee.

Übersetzungen

Afrikaansannekseer
Deutschannektieren; einverleiben; anfügen; beifügen; anhängen; sich einverleiben
Englischannex
Esperantoaneksi
Färöerischinnlima
Katalanischannexar; annexionar
Portugiesischanexar; incorporar a
Saterfriesischannektierje
Spanischanexar; anexionar
Westfriesischanneksearje; ynliivje