Information über das Wort beproeven (Niederländisch → Esperanto: aflikti)

Synonyme: bedroeven, bezoeken

WortartVerb
Aussprache/bəˈpruvə(n)/
Trennungbe·proe·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beproef(ik) beproefde
(jij) beproeft(jij) beproefde
(hij) beproeft(hij) beproefde
(wij) beproeven(wij) beproefden
(jullie) beproeven(jullie) beproefden
(gij) beproeft(gij) beproefdet
(zij) beproeven(zij) beproefden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) beproeve(dat ik) beproefde
(dat jij) beproeve(dat jij) beproefde
(dat hij) beproeve(dat hij) beproefde
(dat wij) beproeven(dat wij) beproefden
(dat jullie) beproeven(dat jullie) beproefden
(dat gij) beproevet(dat gij) beproefdet
(dat zij) beproeven(dat zij) beproefden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beproefbeproeft
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
beproevend, beproevende(hebben) beproefd

Übersetzungen

Deutschbekümmern; betrüben; grämen; kränken; quälen; Leid verursachen; Herzeleid verursachen
Englischafflict; distress; aggrieve
Esperantoaflikti; ĉagreni
Französischaffliger; contrister; désoler; peiner
Italienischaffliggere
Katalanischafligir
Papiamentoafligí
Portugiesischacabrunhar; afligir; angustiar
Rumänischîntrista; necăji
Saterfriesischbedröiwje; bekummerje
Spanischafligir; entristecer